Aanschouwt Hem in de hof, grote bloeddruppels zwetend. Een enkele engel wordt van de hemel gezonden om de Zone Gods te bemoedigen. Volgt Hem op Zijn weg naar de gerechtszaal, terwijl Hij belachen, bespot en beledigd wordt door dat razende gepeupel. Aanschouwt Hem, omhangen met dat oude purperen koningskleed. Hoort de gruwelijke grappen en wrede spot. Ziet, hoe ze op dat edele voorhoofd de doornenkroon zetten en Hem dan met een riet gaan slaan, zodat de doornen in het vlees bij de slapen dringen, en het bloed Hem langs het heilige voorhoofd vloeit. Hoort die moordlustige bende schreeuwen om het bloed van Gods Zoon. Hij wordt in hun handen overgeleverd, en zij voeren de edele Lijder weg naar Zijn kruisiging, bleek, zwak, een bezwijming nabij. Hij wordt uitgestrekt op het houten kruis, en de nagelen worden door Zijn tere handen en voeten geslagen. Ziet Hem daar hangen aan het kruis gedurende die vreselijke uren van de doodsstrijd, tot de engelen hun gelaat bedekken voor dat afschuwelijke schouwspel, en de zon haar licht verbergt, weigerend dat te aanschouwen. Bedenkt deze dingen, en vraagt dan: Is de weg te nauw? Neen, neen.

Schatkamer der Getuigenissen, vol. 1, p. 82.3