Met de doop maken we een comfortabele start met God – waarbij we mogen breken met ons verleden. We belijden met de doop dat we begraven worden in Zijn dood en met Hem opstaan, om voortaan in de kracht Gods als nieuw geboren mensen door het leven te gaan. “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.” (Romeinen 6:4)
In de dialoog die Jezus ooit met Nicodemus voerde over de doop, zou ons duidelijk moeten zijn, hoe belangrijk de rol van de doop is in het verlossingsproces voor iedere zondaar. Jezus zei: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest.” (Johannes 3:5,6)
Met de doop stemmen wij dus volmondig in met een afscheid van de oude mens en zijn verkeerde en oneerlijke praktijken en aanvaarden wij een verandering van karakter, dat door Zijn genade heel mooi vorm krijgt in ons leven.