Bij de schepping van de mens, schiep God de mens “Tov”, d.w.z met een evenwichtige geest en in volmaakte gezondheid. God benadrukte de speciale status van de mens door hem eigenhandig te maken en de levensadem (ruach) in hem te blazen. Zo werd de mens tot een levende ziel.
God heeft toen de mens al richting gegeven met betrekking tot zijn ‘functioneren’ als beelddrager van God. God gaf leefregels aan de mens die door het geweten werken, die invloed hebben op ons gedrag en onze geest. Een zogenaamde “consciëntele” wet.
Wij zien deze leefregels later opnieuw benadrukt in de tien geboden (Exodus 20:1-17; Deuteronomium 5:6-21).
Ook in de christelijke bedeling blijven deze tien geboden van kracht en van invloed op de keuzes die wij maken.
“En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij Zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie Zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft.” – 1 Johannes 2:3-6 NBG51
God heeft ook op een andere manier ons willen stimuleren om beelddrager te zijn, nl. door regels te geven die ons lichamelijke rust voorschrijven. De sabbat is een voorschrift door God gegeven, om zowel ons lichaam als onze geest wekelijks te resetten in een maatschappij waarin we continu onder druk staan en worden geleefd.
“Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die.” – Exodus 20:8-11 NBG51
Bij de schepping werd de sabbatsrust al ingesteld. Op de berg Sinaï werd deze herhaald en bij de Nieuwe Schepping wordt deze weer opnieuw in ere hersteld: “En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de HERE” – Jesaja 66:23 NBG51
God heeft ook op een ander manier ons lichaam in “perfect shape” willen houden en dat is door gezonde voeding.
In het paradijs ontvingen Adam en Eva strikte voorschriften met betrekking tot hun voeding.
“En God zei: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn; het zal u tot spijze dienen.” – Genesis 1:29 NBG51
Dit was een volledig cholesterolarm dieet voor de eerste mensen met als basis: granen, noten, zaden, peulvruchten, kruiden en groenten.
Inmiddels weten we dat hart- en vaatziekten zienderogen toenemen als we ons voedingspatroon hier niet op afstemmen. Een verhoogd cholesterolgehalte maakt dat LDL-cholesterol zich aan de binnenkant van je bloedvaten ophoopt.
God heeft daarom ook in ons belang het consumeren van vlees zolang mogelijk proberen te weren. Pas na de zondvloed werd het eten van vlees toegestaan, omdat de aarde op dat moment nog heel veel tijd nodig had om te herstellen, en dus nog niet optimaal kon voorzien in alles, wat wij nodig hebben voor een goede gezondheid.
Vlak voor de zondvloed maakte God Noach alvast duidelijk dat er scheiding gemaakt moest worden tussen reine- en onreine dieren.
“Van alle reine dieren zult gij zeven paar nemen, het mannetje en zijn wijfje, maar van de dieren, die niet rein zijn, één paar, het mannetje en zijn wijfje.” – Genesis 7:2 NBG51
In de mozaïsche wet, de wet van Mozes, wordt aan het volk van Israël later herhaald, dat zij enkel die dieren mogen nuttigen die tot de reine soorten behoren.
“Gij zult niets eten, dat een gruwel is. Dit zijn de dieren die gij eten moogt: rund, schaap en geit; hert, gazel, antiloop, steenbok, das, wilde os en wild schaap; elk dier, dat gespleten hoeven heeft – namelijk de beide hoeven geheel gekloofd – en herkauwt onder de dieren, moogt gij eten. De volgende echter zult gij niet eten van de dieren die herkauwen of geheel gespleten hoeven hebben: de kameel, de haas, en de klipdas, omdat zij wel herkauwen, maar geen gespleten hoeven hebben; onrein zullen zij voor u zijn. Ook het zwijn, omdat het wel gespleten hoeven heeft, maar niet herkauwt; onrein zal het voor u zijn. Van hun vlees zult gij niet eten en hun aas zult gij niet aanraken. Dit moogt gij eten van al wat in het water leeft: al wat vinnen en schubben heeft, moogt gij eten, maar gij zult niets eten dat geen vinnen of schubben heeft; onrein zal dat voor u zijn. Elke reine vogel moogt gij eten. Maar deze zijn het, waarvan gij niet eten zult: de arend, de lammergier en de zeearend; de wouw, de gier en alle soorten kraaien; alle soorten raven; de struisvogel, de katuil, de meeuw en alle soorten sperwers; de steenuil, de oehoe en de witte uil; de pelikaan, de aasgier en de aalscholver; de ooievaar en alle soorten reigers, de hop en de vleermuis. Ook al het wemelend gedierte met vleugels – dat zal voor u onrein zijn, zij zullen niet gegeten worden. Al het reine gevogelte moogt gij eten.” – Deuteronomium 14:3-20 NBG51
De reden dat God deze dieren voor consumptie niet geschikt acht, heeft te maken met het feit, dat wat voor een dier onschadelijk is, voor de mens zeer schadelijk kan zijn. Deze dieren hebben namelijk een heel ander spijsverteringstelsel dan wij. Hun spijsverteringstelsel is zo ontworpen, dat door speciale processen de afbraak van nitraten en andere giftige stoffen kan plaatsvinden. Door consumptie krijgen wij wel deze stoffen binnen met alle gevolgen van dien.
Daarnaast zijn dieren vaak ook dragers van parasieten en wormen, die voor onze gezondheid ook een heel groot gevaar kunnen vormen.
Het varken bijv. is de overbrenger van de Trichinella Spiralis parasiet. Deze besmetting kan in het uiterste geval zelfs leiden tot ernstige complicaties, zoals ontsteking van de hartspier en van de hersenen. Naar schatting zijn er op dit moment wereldwijd 30 miljoen mensen besmet met deze parasiet.
Als we al deze feiten op een rij zetten, dan mogen we concluderen dat God voor ons alleen het allerbeste genoeg vindt. Samengevat is dus het beste wat voor ons bijdraagt aan een gezond levenspatroon:
- het houden van de vaste rustdag die God zelf heeft gehouden na Zijn scheppingsdaad.
- Het in ere houden van een gezond eetpatroon, die zoveel mogelijk aansluit bij die van de eerste mensen.