“En nu dan u die zegt: Wij zullen vandaag of morgen naar die en die stad reizen, en daar een jaar doorbrengen en handeldrijven en winst maken, u, die niet weet wat er morgen gebeuren zal, hoe is uw leven? Het is immers een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt. In plaats daarvan zou u moeten zeggen: Als de Heere wil en wij leven, dan zullen wij dit of dat doen” – Jakobus 4 : 13-15
Wij moeten god erkennen in de zaken van de toekomst,
omdat er een Goddelijke wil is die alle dingen regeert.
Ik geloof dat er niets geschied zonder Gods raad en voornemen.
Zelfs de kleine dingen van het leven worden niet voorbijgezien
door het alziend oog.
‘Ook de haren van uw hoofd zijn allen geteld’. De stand van een riet
aan de oever van een rivier is evenzeer bepaald en tevoren bekend
bij God als de stand van een koning. Het kaf uit de hand van een wanner
wordt evenzeer bestuurd in de richting waar het moet gaan, als de
sterren in hun loopbanen.
Alle dingen zijn onder regel en orde gesteld en hebben een bepaalde plaats
in Gods plan. Er geschiedt niets met dat al, dan datgene wat Hij verordineert of toelaat.
Als wij dit weten, zullen wij wellicht niet altijd zeggen: ‘Zo de Heere wil’,
maar wél zullen wij er altijd van doordrongen zijn.
Wat ons plan of voornemen ook mogen zijn, er is een hogere macht die wij
altijd moeten erkennen.
Er is een almachtig doel, waarvoor wij ons met de diepste eerbied moeten
buigen, en zeggen: ‘indien de Heere wil ….’
Charles Haddon Spurgeon