Toen hij nog niet gezondigd had, stond de mens in een vreugdevolle relatie tot
Hem, „ in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn”.
Maar na zijn zonde schiep de mens niet langer vreugde in het heilige en probeerde
hij zich voor de aanwezigheid van God te verbergen. En dat is nog steeds de
situatie, wanneer iemands hart niet vernieuwd is. Het is niet in overeenstemming
met God en het vindt geen vreugde meer in een band met Hem.
Het is voor ons onmogelijk om in eigen kracht te ontsnappen uit het
moeras van de zonde, waarin we verzonken zijn. Onze harten zijn slecht en wij
zullen ze nooit kunnen veranderen. „ Komt ooit een reine uit een onreine — niet
één”.
Opvoeding, cultuur, wilskracht en de pogingen van de mens hebben
allemaal hun eigen plaats, maar in dit opzicht zijn ze machteloos. Ze mogen
bijdragen tot een uiterlijk correct gedragspatroon, maar ze kunnen het hart niet
veranderen, ze kunnen de bronnen van het leven niet zuiveren. Er moet een kracht
zijn, die van binnenuit werkt, een nieuw leven dat van boven is, voordat een zondig
mens in een heilig mens veranderd kan worden. Die kracht is Christus. Alleen Zijn
genade kan de levenloze eigenschappen in het innerlijk van de mens tot leven
wekken en hem naar God leiden en naar het heilige.
Schreden naar Christus, p.19-21