Een kerkganger schreef een brief aan de redacteur van het kerkblad. Hij beklaagde zich, dat de wekelijkse kerkgang toch eigenlijk zinloos was.
Hij schreef: “Ik ga al zo’n 30 jaar en ik heb in die tijd wel zo’n 3000 preken gehoord. Van het merendeel kan ik me niets meer herinneren. Geen enkele preek zou ik echt na kunnen vertellen.
Ik ben tot de conclusie gekomen, dat ik mijn tijd heb verspild en dat al die predikanten grote tijdverspillers zijn.”
Toen de redacteur deze brief als ingezonden plaatste, ontstond een felle discussie. De redacteur was er blij mee: zijn blad werd tenminste gelezen. Dat ging door tot iemand een echte ‘uitsmijter’ schreef:
“Ik ben nu 30 jaar getrouwd. In die tijd heeft mijn vrouw zo’n 30.000 keer het eten op tafel gezet. Ik kan me echt geen compleet menu van zo’n maal herinneren. Maar ik weet één ding heel goed: ze hebben me gevoed en gaven me de kracht om mijn werk te doen. Als mijn vrouw me niet elke keer weer te eten had gegeven, dan zou ik er niet meer zijn geweest. Dat geldt ook voor de kerkdienst en de preken. Zonder geestelijk voedsel zou ik het nooit hebben volgehouden.