Vanaf het begin ging de strijd om de wet van God. Satan had gepro­beerd aan te tonen dat God onrechtvaardig was en dat Zijn wet gebrekkig was, en dat in het belang van ieders welzijn deze veranderd moest worden. Door de wet aan te vallen was het zijn bedoeling het gezag van de Maker omver te werpen. In deze strijd zou aangetoond worden of de goddelij­ke wet gebrekkig was en veranderd moest worden, ofwel dat deze vol­maakt en onveranderlijk van aard was.

Als de wet veranderd had kunnen worden, was het mogelijk geweest de mens te redden zonder het offer van Christus; maar het feit, dat Christus Zijn le­ven moest geven voor de gevallen mens, geeft te kennen dat Gods wet nooit de zondaar vrijstelt aan haar eisen deze te gehoorzamen.

Toen Christus stierf, was de on­dergang van satan een feit. Als de wet aan het kruis was afgeschaft, zoals velen beweren, had Christus de doodsangst en de dood slechts on­dergaan om satan te geven wat hij beweerd had; dan had de vorst der duisternis getriomfeerd, en waren zijn aanvallen op Gods bestuur juist gebleken. Het feit dat Christus de straf droeg voor de overtreding van de mens, is een machtig argument voor alle geschapen wezens dat de wet onveranderlijk is; dat God rechtvaardig, barmhartig is en Zichzelf verloochend voor ons; en dat on­eindige gerechtigheid en barmhartigheid samen gaan onder Zijn bestuur.

Patriarchen en Profeten pp. 69/70