Corrie ten Boom, een Nederlandse evangeliste, was in de oorlog door de Duitsers gevangen genomen. Samen met haar zuster Betsy kwamen ze in een kamp terecht. Daar was het leven bijna onleefbaar. Maar Corrie had drie dingen mee kunnen smokkelen, n.l. een vestje voor haar zus, die zo gauw hoestte, haar bijbel en een flesje vitamine D.

Die bijbel was een grote troost. Niet alleen voor tante Corrie en haar zus, maar voor heel veel vrouwen in hun afdeling. Van het flesje vitamine deelde Betsy maar steeds uit aan iedereen die koortsig en ziek was. Dat werden er steeds meer.
’t Was maar een klein bruin flesje met een smal tuitje, waaruit maar een druppel tegelijk kwam. Je kon niet zien hoeveel er nog inzat, want het glas was dik en ondoorzichtig.

‘Betsy,’ zei Corrie, ‘bewaar het nou toch voor jezelf. Je hebt het zelf zo hard nodig.’
Maar Betsy zei: ‘In de Bijbel staat ook geschreven over een profeet Elia, die door een vrouw geholpen werd. Haar olie raakte niet op.’
Dus gingen ze maar door. Elke dag kregen tien, twintig mensen een druppeltje. Corrie snapte maar niet hoe het kwam, dat er steeds weer een druppeltje vitamine uit het flesje kwam. Het zou al lang leeg moeten zijn.

Pas toen iemand vitaminetabletjes voor hen meebracht, raakte het leeg. Ze hadden het ook niet meer nodig. Corrie hield het flesje nog ondersteboven en schudde… maar er zat niets meer in.
Zo heeft God voor hen gezorgd.